woman‎Henriëtte Amalia Maria van Anhalt-Dessau‏‎ [I66258]‎, dochter van Johan Georg van Anhalt-Dessau en Henriëtte Catharina van Nassau vorstin van Anhalt-Dessau‏.
Gedoopt ‎16 aug 1666 Kleef (Duitsland), overleden ‎18 apr 1726 Diez an der Lahn (Rijnland-Palts Duitsland) Op Slot Oranienstein‎, leeftijd ongeveer 59 jaar, begraven Dietz (Duitsland) Mariakerk

Gehuwd ‎± 1683, leeftijd ongeveer 17 jaar (ongeveer 13 jaar gehuwd)
Huwelijks ID nr. 1 (19909)

met:

manHendrik Casimir II "Hendrik" van Nassau-Dietz landcommandeur van de Duitse Orde (1693-1696) graaf van Katzenelnbogen, Vianden en Spiegelber‏‎ [I66257], leeftijd bij huwelijk ongeveer 26 jaar, zoon van Willem Frederik "Willem" van Nassau-Dietz en N.N.‏.
Alias: Hendrik II, gedoopt ‎18 jan 1657 's-Gravenhage, overleden ‎25 mrt 1696 Leeuwarden‎, leeftijd ongeveer 39 jaar. Beroep: vorst van Nassau-Dietz
Hendrik Casimir volgde, aanvankelijk onder voogdijschap van zijn moeder, zijn vader na diens overlijden in 1664 op als stadhouder van Friesland en Groningen. In 1675 verklaarden de Staten van Friesland het stadhouderschap erfelijk voor het huis Nassau-Dietz. Hendrik Casimir II werd daardoor de eerste Friese erfstadhouder. Zoals zijn voorgangers werd hij officier in het leger van de Republiek, maar met zijn neef en opperbevelhebber Willem III van Oranje kon hij slecht overweg. In 1674 liep hij zelfs over naar de Fransen.
Hij keerde terug in 1688 tijdens de Negenjarige Oorlog, en in 1689 werd hij tot derde veldmaarschalk in het Staatse leger benoemd. Toen hij na de dood van Waldeck, de eerste veldmaarschalk, in 1692 niet diens positie kreeg toebedeeld, voelde hij zich gepasseerd en nam in 1693 opnieuw ontslag.

Hij werd als stadhouder opgevolgd door zijn zoon Johan Willem Friso.
Kind:
1.
manJohan Willem Friso van Nassau-Dietz stadhouder van Friesland (1707-1711) en Groningen (1708-1711) vorst van Nassau-Dietz (1696-1711, vanaf 1702 Nassau-Oranje)‏‎ [I66253]
Gedoopt ‎04 aug 1687 Dessau (Duitsland), overleden ‎14 jul 1711 Strijensas Op 14 juli 1711 kwam Johan Willem Friso aan bij de Moerdijk. Hier wilde hij het Hollandsch Diep oversteken om zo naar Den Haag te kunnen, in verband met een bespreking met zijn rivaal, Frederik van Pruisen, over de erfenis van zijn achterneef koning-stadhouder Willem III. Het weer was goed, maar er leek een flinke bui op komst. De prins liet zijn boot bij een groter vaartuig aanleggen.

Om het zelf droog te houden, nam hij plaats in een klein vissersvaartuig waarop zijn koets verscheept stond. Toen de boot bijna de overkant bij Strijensas had bereikt, was de bui uitgebleven. De prins was inmiddels uit zijn koets gekomen. De schipper moest de zeilen nog even wenden en daarna kon het gezelschap aan land gaan. Echter, de zeilen weigerden en plots kwam er een flinke windvlaag aanzetten. Deze vulde het zeil en de boot helde over en schepte water. Alle opvarenden vielen overboord. Een persoon (Onno Boldewijn du Tour) wist zich aan de portierkruk van de koets vast te klemmen. Prins Johan Willem Friso klemde zich weer aan hem vast, maar kon hem niet vasthouden toen een golf hem meesleurde.
De schipper zette tevergeefs een reddingsactie op touw; de jonge prins verdronk, evenals zijn kamerheer. De overige opvarenden konden wel worden gered.

Pas acht dagen na het ongeluk zag een schipper het lijk van de prins drijven, op ongeveer de plaats van het ongeluk nabij Strijensas. Op 25 februari 1712, ruim zeven maanden na zijn dood, werd Johan Willem Friso bijgezet in de grafkelder van de Friesche Nassau's in de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden.
‎, leeftijd ongeveer 23 jaar, begraven ‎25 feb 1712 Leeuwarden Grote of Jacobijnerkerk. Woonplaats: Stadhouderlijk Hof Leeuwarden
Johan Willem Friso was de tweede zoon en het derde kind van Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz en Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau. Bij het overlijden van zijn vader in 1696 werd hij vorst van Nassau-Dietz en tot stadhouder benoemd van de gewesten Friesland en Groningen. Zijn moeder trad op als regentes tot 1707. Toen nam Johan Willem Friso de functie van stadhouder van Friesland daadwerkelijk op zich, en in 1708, toen hij meerderjarig werd, tevens het stadhouderschap van Groningen.

Johan Willem Friso was via zijn beide grootmoeders een afstammeling van de Vader des Vaderlands, Willem van Oranje. Zijn grootmoeders, Albertine Agnes en Henriëtte Catharina, waren zussen van elkaar, dochters van prins Frederik Hendrik van Oranje en kleindochters van Willem van Oranje.

Als enige erfgenaam van zijn achterneef stadhouder Willem III, die in 1702 overleed, erfde hij de titel prins van Oranje. Echter, direct na het openvallen van het testament, maakten ook de Fransman Frans Lodewijk van Bourbon-Conti en Willems neef Frederik I van Pruisen aanspraak op de titel prins van Oranje. In 1711 werd besloten de erfeniskwestie in Den Haag te bespreken.

Johan Willem Friso nam als generaal deel aan de Spaanse Successieoorlog. Bij de Slag bij Malplaquet op 11 september 1709 ontstond een misverstand tussen hem en de Britse commandant, John Churchill. Hierdoor verloren vele duizenden Nederlanders het leven in deze bloedige veldslag. De slag werd toch beslist in het voordeel van de geallieerden.

Johan Willem Friso erfde de buitenplaats in Oranjewoud, van zijn grootmoeder prinses Albertine Agnes van Nassau, en wilde hier een paleis neerzetten. Hij liet Daniël Marot het Paleis Oranjewoud ontwerpen, en in 1708 werd met de bouw begonnen. Na zijn dood ging zijn echtgenote, Maria Louise van Hessen-Kassel, verder met dit project.