man‎Nicolaas Oliver "Nico" Haak‏‎ [I70208]‎
Eigen code: BN, geboren ‎16 okt 1939 Delft, overleden ‎13 nov 1990 Baarn hartaanval‎, leeftijd 51 jaar, begraven Delft begraafplaats Jaffa. Beroep: zanger. Woonplaats: Delft
Voordat Haak bekend werd bij een groter publiek, runde hij met zijn broer Dik een autospuiterij in Delfgauw (nabij Delft). Tijdens het werken vermaakte hij zichzelf en de mensen om hem heen met zingen, fluiten en moppen tappen. Op een dag in december 1970 werd hij, volgens een interview met het huis-aan-huisblad "Delftse Post", tijdens het werken ontdekt door Delftenaar Martin Stoelinga, toentertijd de manager van twee andere bandjes. Deze adviseerde Haak om wat eigen repertoire te gaan schrijven. Het advies werd door Haak opgevolgd en samen met zijn benedenbuurman Polle Eduard (destijds lid van Tee Set en After Tea) verzon Haak een aantal liedjes. Door de contacten van Stoelinga kwam Haak in contact met Cor Aaftink en maakte hij een plaatje met de titel Ik zou zo graag in mijn leven (wel 's wat willen beleven). Op de b-kant van deze single staat het nummer De Vlieger, dat geschreven werd door Haak en Han Grevelt en later bekend geworden is door de vertolking van André Hazes. Het plaatje werd gedraaid op enkele nationale radiozenders. Haak begon met enkele optredens en er werd een bandje geformeerd met de naam De Paniekzaaiers, een project van Haak, Peter Koelewijn en Eduard. De Paniekzaaiers bestond uit Jan en Aad Eland, Karel Schouten en Hennie Asman.

Het eerste televisieoptreden van Nico Haak en de Paniekzaaiers vond plaats in een show van Ted de Braak met het nummer Daar zie ik glazen staan. De feestmuziek bleek aan te slaan en uiteindelijk brak Haak in 1973 definitief door met het lied Joekelille. In 1974 werd het succes gecontinueerd met Honkie-Tonkie Pianissie en Sokkies Stoppen. Nadat de samenwerking met Eduard was beëindigd, scoorde Haak in 1975 zijn grootste hit: Foxie Foxtrot. Met dat lied werd onder de titel Schmidtchen Schleicher ook de Duitse markt veroverd. Hij ontving op 24 maart 1977 een toonaangevende onderscheiding met de naam Goldene Labeltrofee voor de verkoop van meer dan 500.000 exemplaren in Duitsland. Hij verknoeide dit succes echter door live op tv de presentatrice in haar billen te knijpen, wat hem niet in dank werd afgenomen. In 1978 werkte Haak weer samen met Eduard en scoorde hij zijn laatste grote hit: Is je moeder niet thuis.

Haak bleef gedurende de jaren tachtig een graag geziene gast in het schnabbelcircuit, maar wist zijn successen van de jaren zeventig niet meer te evenaren.Hij had met zijn vrouw Jeanne drie kinderen, Nico jr, Kees en Eric (overleed als kind al).