|
|||
Maria d' Avesnes [I31353]
Geboren ± 1290 Utrecht, overleden 01 sep 1344 IJselstein, leeftijd ongeveer 54 jaar, begraven IJselstein
Gehuwd 25 jun 1310, leeftijd ongeveer 20 jaar (34 jaar gehuwd) Huwelijks ID nr. 1 (10557) met:
Arnoud "Ridder" van Amstel [I31352], leeftijd bij huwelijk minimaal 23 jaar
Alias: van IJselstein, geboren voor 1287, overleden 12 feb 1363, leeftijd minimaal 76 jaar, begraven IJselstein. Beroep: heer van Amstel 17.12.1317: Jan, heer van Amstel, knaap, geeft aan heer Arnold van IJsselstein, ridder, samen met zijn vader, de heer van IJsselstein, het goed, dat deze van hem in leen houdt, nl. het gerecht en tienden van Benschop en Polsbroek en al wat heer Arnold van Amstel in leen hield van Jan's vader. 30.5.1321: Schepenen van Oudewater oorkonden dat Hendrik Dapper beloofd heeft heer Arnold van IJsselstein, ridder, en zijn vrouw Marie, elk jaar 6 pond erfpacht te betalen voor de hoeve in Hedekendorp. 5.2.1323: Hendrik van Harmelen Hendriksz. en zijn broer Wouter verzoenen zich met heer Gijsbert, heer van IJsselstein, zijn zoon heer Arnold en verdere kinderen, waarbij zij ten behoeve van heer Arnold afstand doen van alle gerecht, land en visserij tussen IJsselstein en de Dam, het gerecht en tienden op Bijleveld, Brooidijksveld en in Gerverscop in het kerspel Harmelen en het goed, dat de leenmannen van hun vader aan heer Arnold verzocht hebben, alles, uitgezonderd hetgeen deze aan Alfer Hubrechtsz. in leen heeft gegeven . Op 1 augustus van datzelfde jaar doet Hendrik van Harmelen, knaap, afstand van aanspraken op zijns vaders goed, dat de graaf van Holland aan heer Arnold van IJsselstein en zijn vrouw Marie heeft geschonken, in ruil waarvoor hij door hen erfelijk beleend wordt met een hoeve land, groot 24 morgen op Bijleveld, 40 morgen in Bredeveld en 3 morgen in Willem's Gotenland, alle in Harmelen, terwijl hij belooft zijn zuster Margriet, vrouw van Willem Woenzel, hiervan een kwart te geven als boete voor wanverzoek van goederen, die hij van zijn vader hield. 2.11.1328: Elias van Woudenberg, knaap, geeft aan heer Arnold van IJsselstein, ridder, mede uit naam van zijn vrouw Agnes, het goed Emelaar . Op 30 november van datzelfde jaar wordt dit mede bevestigt door de andere kinderen van heer Jan van Woudenberg, de (half)broers van Elias voornoemd, nl.: Wouter, Hendrik, Philip en Jan van Woudenberg. 12.11.1328: Jan, bisschop van Utrecht, beleent heer Arnold van IJsselstein, ridder, met een erf aan de Geijn, afkomstig van Gelis, heer Hendriksz. van den Geijn. 3.2.1331: Het kapittel van St. Jan te Utrecht geeft aan Arnold van IJsselstein, ridder, en zijn vrouw Maria, voor hun leven een huis met erf, gelegen binnen de immuniteit bij de campus St. Jan, op voorwaarde, dat bij de dood van een van hen de ander jaarlijks 4 pond zwarte tournooizen uit het huis zal betalen voor het houden van een memorie, terwijl na de dood van beiden het kapittel de beschikking over het huis krijgt en de totale opbrengst ervan zal besteden voor een jaarlijkse memorie voor beiden. 21.4.1332: Wouter Gerrit Simonsz. van der Goude, knaap, belooft heer Arnold van IJsselstein, ridder, schadeloos te houden van zijn borchtocht voor 100 pond zwarte tournooizen, verschuldigd aan Gijsbert Faliën, burger te Amersfoort. 15.12.1333: Mechteld, vrouwe van Woudenberch, en Maria van IJsselstein, doen uitspraak betreffende een schuld, groot 30 pond zwarte tournooizen, die Jan van Wijc heeft aan heer Arnold van IJsselstein, in die zin, dat Jan van Wijc voor 30 pond een stuk land zal kopen, dat hij van heer Arnold in leen zal houden. 11.1.1334: schout en "gemene malen" van Wede en Emminclaar, oorkonden dat Hendrik van Wede en zijn vrouw Geertruid aan heer Arnold van IJsselstein hebben gegeven 2 hoeven te Wede, behoudens verscheidene losrenten daaruit 12.8.1334: Jan, bisschop van Utrecht, beleent heer Arnold van IJsselstein, ridder, met 5 morgen land in de Does in het kerspel van Werconde, hem opgedragen door Elias van Werconden de Oude. 23.10.1334: Jan, bisschop van Utrecht, verklaart dat met zijn toestemming, zijn dienstmannen te Leusden een hoeve wild land tussen Badenvoorde en de Treek aan de beek hebben getransporteerd aan heer Arnold van IJsselstein, ridder. 16.9.1336: Jan, bisschop van Utrecht, beleent heer Arnold van IJsselstein, ridder, met 3 hoeven land in het gerecht van Rijsenburch, tussen Wolfsgrave en Oostbroek, hem opgedragen door Jan van Rijsenburch, knaap . Op zijn beurt, beleent een dag later Arnold van IJsselstein, ridder, zijn neef Jan van Rijsenburch, met hetzelfde goed. 26.5.1337: Hubert van Budel, pastoor van de Buurkerk te Utrecht, verklaart van heer Arnold van IJsselstein, ridder, 28 pond zwarte tournooisen ontvangen te hebben, in mindering van de 500 pond, door Arnold aan de bisschop verschuldigd. 29.11.1339: Jan, bisschop van Utrecht, oorkondt dat Rijcout Everardsz. van den Bosch en Arnold Willemsz. van den Bosch aan heer Arnold van IJsselstein, ridder, het goed ten Bossch, gelegen in de maalschap van Emminclaer, verkocht hebben. 14.1.1340: Gijsbert van Winninglaar en Gijsbert Loedene Gijsensz. schelden heer Arnold van IJsselstein, ridder, en zijn borgen, 36 ponden zwarte tournooizen kwijt in mindering van 100 pond en de resterende 64 pond ingeval van panding binnen zekere termijn van 28 pond groten tournoois op hun borgen, Wilger Zoetensz., Pouwels van den Zande en Gerrit Bierdranker . 6.2.1340: Voor schout en buren van Stoutenburch, beloven Rijcout Gerrit Kelaarsz. en zijn moedere Wonne heer Arnold van IJsselstein, ridder, binnen het jaar het goed te Middelaar op te dragen voor het hof, waaraan het cijnsplichtig is . Zulks gebuert nog diezelfde dag, behoudens het recht van Jan Scilaart op genoemd goed. 10.3.1340: In opdracht van Zweder, heer van Abcoude, beleent Jan, bisschop van Utrecht, heer Arnold van IJsselstein, ridder, met het halve gerecht en de halve cijns van Jutphaes, gelegen tussen de Rijn en de Maarnedijk. 24.5.1340: Jan, bisschop van Utrecht, verklaart de rekening van heer Arnold van IJsselstein van het schoutambt van Amersfoort en Eemland sinds november 1338 afgehoord te hebben en hem, na aftrek van 600 pond als bote voor de ddodslag van Otte van Kattenbroek, 1.265 pond 10 schelling en 8 penningen zwarte tournooizen schuldig te zijn, behalve de 4.000 pond, die hij hem reeds schuldig was 15.6.1340: Deken en kapittel van de kerk te Amersfoort geven heer Arnold van IJsselstein hun grote en smalle tienden in de Duijst in erfpacht. 13.12.1340: Jan, heer van Arkel, optredende namens de graaf van Holland, als voogd en momber van het Sticht, verklaart ontvangen te hebben van heer Arnold van IJsselstein de brieven de dato 2.4.1336, 18.11.1338 en 24.5.1340, hierin opgenomen, na aflossing van de pandschap van het huis Stoutenburg met het schoutambt van Amersfoort en Eemland. 6.3.1342: Hadewich, dochter van Willem heer Evertsz., vrouw van Hendrik de Wolf, oorkondt dat zij aan heer Arnold van IJsselstein, ridder, en zijn vrouw Marie, verkocht heeft al het goed dat zij van de laatste in leen hield en dat haar door haar vader vermaakt was . Die zelfde dag nog draagt Hadewich het goed op aan Marie van IJsselstein . Zulks wordt ook nog, op de zelfde datum, door schepenen van IJsselstein bevestigt. 25.4.1342: Schout en schepenen van IJsselstein oorkonden dat Gerrit Weigergang de heer van IJsselstein beloofd heeft, om in geen andere stad ter wereld burger te worden. 4.6.1342: Arnold van IJsselstein en schepenen van IJsselstein, oorkonden dat Arnold Holle en zijn broer Bruijnis, kinderen van Willem Cochollen, een einde hebben gemaakt aan de oorvede, die zij de heer van IJsselstein hebben gedaan naar aanleiding van de dood van hun vader. 20.3.1343: Hendrik van Harmelen en Nicolaes de Weldige oorkonden dat Willem heer Everard Jongenzn. zijn dochter, jonkvrouwe Hadewich, vrouw van Hendrik Wolf, als huwelijksgift 3 viertel land in de Hoge Biesen heeft gegeven, waarna vrouwe Marie, vrouw van Arnold van IJsselstein, haar daarmee beleend heeft. 13.10.1343: Enige edelen doen, vanwege de graaf van Holland, uitspraak tussen Arnold van IJsselstein en Ermgard, weduwe van Jacob Nanningsz., en haar kinderen, in die zin, dat heer Arnold 71 pond tournoois aan de weduwe en een hengst aan haar zoon Jacob zal geven. 23.1.1344: Schout en schepenen van IJsselstein oorkonden dat heer Arnold, heer van IJsselstein, de goederen van Hildegond, dochter van Brand van den Vene, bij schepenvonnis aan hem vervallen verklaard, heeft opgeëist . 12.3.1344: Schout en schepenen van der Eem oorkonden dat Ermgard, weduwe van Jacob Nanningsz. en haar schoonzoon Lamber Zalme heer Arnold, heer van IJsselstein, 71 pond hebben kwijtgescholden, die de grafelijke raad in Holland aan Ermgard had toegezegd, op voorwaarde dat heer Arnold het geld aan Jan, zoon van Peter Mouwerkin en Claes, zoon van Jacob Nanningsz., betaalt. 22.4.1344: Willem, graaf van Holland, beleent heer Arnold, heer van IJsselstein, met de burcht van IJsselstein en het goed dat heer Arnold van Amstel van de grafelijkheid van Holland hield, uitgezonderd 15 morgen land in Hoenkoop, voorts met het gerecht en de tienden in Benschop en in Noord-Polsbroek, met het halve gerecht en de visserij in Oudburen, de hoge en lage heerlijkheid van het land op de ene IJsseloever van Opbiren tot Sneudelhoek en op de andere van de Oude Geijn tot Fellenoord en in de IJssel, zoals heer Gijsbert, heer van IJsselstein, deze goederen hield. 14.8.1344: Schout en schepenen in de proosdij van St. Peter te Utrecht oorkonden dar Dirk Fekerdey 3 morgen aldaar aan heer Arnold van IJsselstein heeft overgedragen. 11.9.1344: Akte van bevestiging door Arnold, heer van IJsselstein, van zijn belening door graaf Willem IV van Holland met zijn leengoed. 15.9.1344: Schout en landgenoten van Benschop oorkonden dat Roelof Spijker Willem Spijkersz. na vonnis 4 morgen land in Benschop aan heer Arnold, heer van IJsselstein, heeft overgedragen. 16.12.1344: Arnold, heer van IJsselstein, en zijn vrouw Marie, geven hun dochter Catharine 2 hoeven land in Benschop, geheten het Hofland, 11 morgen aan de zuidzijde aldaar en 6 waarden in de IJssel, waarvan één op de noordzijde van de IJssel naast de Klinkhoeve, één, geheten de Ganzekamp en é grenzende aan het Hofland, alles als erfleen, losbaar binnen 2 jaar. Bron: naar A. de Graaf - Smits
Kind:
|