|
|||
Maria "Marretje" van Rijn [I48854], dochter van Adrianus van Rijn en Marretje "Martje" Spruyt.
Geboren Broekdijk, gedoopt 28 dec 1750 Maarsen (getuige: Cornelia Spruyt), overleden 09 apr 1840 Nieuw Maarsseveen, leeftijd ongeveer 89 jaar. Beroep: bleekster / eigenaaresse van een blekerij Op 22 mei 1783 wordt aan Isaak da Costa procuratie verleend en door de "Edelagtbare Heeren Commissarissen van de dessolate boedel camer der Stad Amsterdam aangesteld als curator, over den insolventen boedel van Pieter Stok en Antie van der Elst om de helft in seekere kleerblekerije huysingeen en erve staande onder Breukelen den heer Ortsgerechte in huere gebruyckt hij Matie van Rijn behoevende tot voors. Boedel bijexecutie te laaten verkoopen en daartoe alles wat zal werden vereijste verrigten den cooppengen te ontfangen enz". Op 8 november 1783 werd te Breukelen de volgende "Coopconditie dienende tot hetvolgende transport" opgesteld waarin o.a. staat vermeld: "De helfte in een huys en ervemet zijn annexe blekerij staande en gelegen te Breukelen de Heer Ortsgerechte tussende rivier de Vegt en den dijk of 's Heeren waagenweg daar te zuyden den heer A. H.Zuys en ten noorden M. N. de Weduwe de Vet-Rutgers naast belend en gelegen zijn, zijnde het huys erfpagt goed van den huyse Nijenrode op een jaarlijkse canon van 15 stuyvers in 't geheel hooven de huys en haarstedegelt daarop staande verder met zoodanige regt en geregtigheden als daer aan volgens de oude brieven spaeteeren en waarop hethuys en erve met de annexe bleekerije voorn. als in verkogt en getransporteert geworden voor de som van 1310,- aan Marritje van Rijn". Verder is in de akte een kettingbeding opgenomen gebaseerd op een akte van 26.3.1760, door de Weduwe Rutgers, eigenaresse van de plaats Groenevecht "dat de bezitters van het huys en bleekerijhof dien den eigendom van 't selve zoud moogen krijgen gehouden souden weesen om het geheele erf oopen en vlak te moeten houden tot een bleekerij sonder selfs andere daarop te moogen plaatse als een haagie dog niet hooger te laaten wassen als 4 voeten Rijnlantse maat en verder in 't geheel niets tot belemmeringe van het gezigt van deHofstede Groenvegt". Over de periode 1 mei 1782 tot 1 mei 1795 betaalde Matje aan de Belastingen op de consumptiën bedragen welke varieerden van 3S,- tot 41.-. De jaarlijkse aanslagen liepen van 1 mei tot 1 mei van het volgende jaar. Om u enige indruk te geven voorhoeveel en waarvoor zij moest betalen geef ik onderstaand een specificatie van de aanslaglopende over de periode 1 mei 1782 tot 1 mei 1783. extra aanslag op zeep 23.- Onder quohier nr. 21 moest betaald worden voor het: gemaal 8.- zegel 7.10.- logiesgeld 8.10.- geslagt 4.- boter 2.- zout l.- turf 6.- koffy en thee 4.- Totaal: 41.- Een gulden bestond in die tijd uit 20 stuivers, en een stuiver uit 12 penningen. Voor de dorpslasten moest Matje over bovengenoemde periode bedragen van 9.- tot 12,- en 5 stuivers per jaar betalen. De zetters waren de belastinginners van de voor- en najaarsbede (belastingen) en verdeelden de belasting (dorpslasten) over de inwoners van het gerecht (dorp). De voor- en najaarsbede werden gehouden per ambacht en dienden om de Graaf of de Heer van het gebied aan inkomsten te helpen. Fragment van de aktevan hypotheek t.n.v. Jan van Rijn i.v.m. de koop van de blekerij van zijn zuster Matje van Rijn, dd. 21.2.1800 te Breukelen. Op 7 februari 1800 verkocht Matje aan haar broeder Johannes) van Rijn huis, erf en blekerij voor de som van . 1100.-. Op 22 februari 1800 laat Matje voor notaris van der Linden in verband met "deese tijdsomstandigheeden" (Franse overheersing) een inventaris opmaken van al haar bezittingen. Hieruit blijkt, dat zij op dat moment een vermogen had uitstaan bij derden van 8050,-. Als we bedenken, dat een arbeider in die tijd 150,- ŕ 200.- per jaar verdiende, kan gesteld worden dat zij een rijke vrouw is geweest.
Ondertrouwd 26 mrt 1795 Maarsen. Gehuwd 14 apr 1795 Maarsen, leeftijd ongeveer 44 jaar (maximaal 15 jaar gehuwd) Huwelijks ID nr. 1 (14958) met:
Hendrik van Hulst [I48855]
Overleden voor 1810 |