|
|||
Anna Charlotte Amelia "Amalie" van Nassau-Dietz [I66250], dochter van Johan Willem Friso van Nassau-Dietz stadhouder van Friesland (1707-1711) en Groningen (1708-1711) vorst van Nassau-Dietz (1696-1711, vanaf 1702 Nassau-Oranje) en Maria Louise van Hessen-Kassel.
Gedoopt 13 okt 1710 Leeuwarden, overleden 18 sep 1777 Durlach (Nu Karlsruhe Duitsland), leeftijd ongeveer 66 jaar Amelia groeide op in Friesland en sprak daardoor onder andere Fries. Na haar huwelijk verhuisde ze naar Durlach. Tijdens haar zwangerschappen tiranniseerde Amalia haar bedienden en vanwege de vele driftbuien van de prinses circuleerden er geruchten aan het hof van Durlach dat ze geestesziek was. Frederik stierf op 26 maart 1732, kort na de geboorte van hun tweede kind. Als verder bewijs van haar vermeende geestesziekte, werd ze ervan beschuldigd dat ze geen tranen vergoot bij het zien van het lijk van haar man. Haar schoonvader, markgraaf Karel, wilde niet dat Amalia de nieuwe kroonprins Karel Frederik zou beďnvloeden; hoewel moeder en zoon in het Slot Karlsburg te Durlach bleven wonen, leefde Amalia de rest van haar leven in een apart appartement in het kasteel, afgeschermd van de buitenwereld. De opvoeding van haar twee zonen werd overgenomen door haar schoonmoeder Magdalena Wilhelmina van Württemberg (1677-1742).
Gehuwd ± 1727 Leeuwarden, leeftijd ongeveer 17 jaar (ongeveer 5 jaar gehuwd) Huwelijks ID nr. 1 (19906) met:
Frederik van Baden-Durlach erfprins van Baden-Durlach [I66249], leeftijd bij huwelijk ongeveer 24 jaar
Gedoopt 07 okt 1703 Stuttgart (Duitsland), overleden 26 mrt 1732 Karlsruhe (Duitsland), leeftijd ongeveer 28 jaar
Kinderen:
1.
Karel Frederik van Baden groothertog van Baden (1806-1811) markgraaf van Baden-Durlach (1771-1803) [I66245]Gedoopt 22 nov 1728 Karlsruhe (Duitsland), overleden 10 jun 1811 Karlsruhe (Duitsland), leeftijd ongeveer 82 jaar 2.
Willem Lodewijk van Baden-Durlach [I66251]Gedoopt 14 jan 1732 Karlsruhe (Duitsland), overleden 17 dec 1788 Karlsruhe (Duitsland), leeftijd ongeveer 56 jaar. Beroep: gouverneur van Arnhem Willem Lodewijk was de tweede zoon van erfprins Frederik van Baden-Durlach en Amalia van Nassau-Dietz, dochter van vorst Johan Willem Friso van Nassau-Dietz. Zijn broer Karel Frederik werd in 1806 de eerste groothertog van Baden. Van 1743 tot 1745 studeerde hij aan de Universiteit van Lausanne, waarna hij van 1745 tot 1746 een grand tour maakte die hem onder meer naar Parijs en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bracht. Daar verbleef Willem Lodewijk aan het hof van zijn oom Willem Hendrik Karel Friso, die in 1747 onder de naam Willem IV erfstadhouder van de Nederlanden werd. Omdat Willem IV vond dat Willem Lodewijk door zijn ongedisciplineerd gedrag een slechte invloed had op zijn oudere broer Karel Frederik, zorgde hij ervoor dat Willem Lodewijk een militaire loopbaan in de Nederlanden begon. In 1753 werd hij benoemd tot stadhouder van Gelderland en in 1766 werd hij door de Nederlandse Staten-Generaal tot luitenant-generaal benoemd. Op 13 april 1788 sloot Willem Lodewijk met de toestemming van zijn broer Karel Frederik een morganatisch huwelijk met Christine Wilhelmine Schortmann. Ze kregen een dochter Louise (1763-1824), die huwde met markies Frederic Camill de Montperny, en een zoon Willem Lodewijk (1766-1813), die huwde met vrijvrouwe Augusta von Bothmer. Op 27 januari 1777 werden zij door Willem Lodewijks broer Karel Frederik als vrijheren van Seldeneck in de adelstand verheven. Willem Lodewijk kocht landerijen in Mühlburg, waar hij in 1769 een meekrapfabriek stichtte. Deze fabriek werd al een jaar later verbouwd tot een brouwerij die tot in 1921 bestond. Vanaf 1771 werd daar eveneens brandewijn geproduceerd. |