woman Anna Pieternella "Anna" Verkuijl‏‎ #68205‎, dochter van Arien "Arie" Verkuijl en Anna Colijn‏.
Geboren ‎28 jun 1841 Eethen (Aalburg), overleden ‎02 sep 1920 Rijk, Haarlemmermeer‎, 79 jaar

Gehuwd ‎15 okt 1868 Haarlemmermeer (45 jaar gehuwd)
Huwelijks ID nr. 2 (20498)

met:

man Antonie "Toon" Colijn‏‎ #68204‎, zoon van Hendrikus "Drikus" Colijn en Pietronella Adriana Groenenberg‏.
Geboren ‎11 feb 1833 Almkerk, overleden ‎17 dec 1913 Haarlemmermeer‎, 80 jaar. Beroep: landbouwer

Kind:

1.
man Hendrikus "Hendrik" Colijn‏‎ #68203‎
Eigen code: BN, geboren ‎22 jun 1869 Burgerveen, overleden ‎18 sep 1944 Ilmenau (Duitsland)‎, 75 jaar, begraven ‎± 1945 's-Gravenhage. Beroep: politicus / militair / koopman / premier. Woonplaats: Stadhouderslaan 151 's-Gravenhage, Alhoewel geboren in de Haarlemmermeer, groeide Colijn op in het Land va. n Heusden en Altena. Zowel zijn ouders als grootouders kwamen daarvandaa. n en hadden er een nering als landbouwer (gehad). In het in deze noordel. ijkste streek van Noord-Brabant gelegen dorpje Uitwijk zat hij op de lag. ere school. .
.
Hij behoorde oorspronkelijk tot de Christelijke Gereformeerde Kerken, ee. n orthodox-calvinistisch kerkgenootschap met bevindelijke trekken. Toe. n deze voor het overgrote deel met de dolerenden die zich in 1886 van d. e Nederlandse Hervormde Kerk afscheidden in 1892 samengingen in de Geref. ormeerde Kerken in Nederland, voegde ook Colijn zich bij dit nieuwe gere. formeerde kerkgenootschap. .

Kabinet Colijn I (1925-1926)
Kabinet Colijn II (1933-1935)
Kabinet Colijn III (1935-1937)
Kabinet Colijn IV (1937-1939)
Kabinet Colijn V (1939)

___________________________________________________________________

Hij volgde vanaf 1883 een opleiding aan de christelijke kweekschool in N ieuw-Vennep. In deze plaats had hij ook zijn eerste betrekking, van 188 4 tot 1886 werkte hij er als hulponderwijzer.

Colijn ambieerde echter een loopbaan in een andere richting, reden waaro m hij van 1886 tot 1890 een militaire opleiding bij het instructiebatalj on te Kampen genoot plus van 1890 tot 1892 een hoofdcursus officiersople iding, eveneens in Kampen. Van 1892 tot 1909 was hij als KNIL-militair i n het toenmalige Nederlands-Indië gelegerd, voornamelijk in Atjeh.

Colijn nam in 1894 deel aan de Expeditie naar Lombok waarbij veel burger slachtoffers vielen. Zelf was hij als officier bij de gepleegde wreedhed en betrokken. Dat blijkt onder meer uit een lang na zijn dood gepublicee rde brief over de aanval in Tjakra Negara, waar, naar Balinees gebruik , ook de vrouwen in de verdediging meevochten, soms met hun kind op de a rm.

Ik heb er een vrouw gezien die, met een kind van ongeveer 1/2 jaar op de n linkerarm, en een lange lans in de rechterhand op ons aanstormde. Ee n kogel van ons doodde moeder en kind. We mochten toen geen genade mee r geven. Ik heb 9 vrouwen en 3 kinderen, die genade vroegen, op een hoo p moeten zetten, en zo dood laten schieten. Het was onaangenaam werk, ma ar 't kon niet anders. De soldaten regen ze met genot aan hun bajonetten . 't Was een verschrikkelijk werk. Ik zal er maar over eindigen.

Voor zijn optreden ontving hij in augustus 1895 de Militaire Willems-Ord e.

In de periode van "het Verraad van Teukoe Oemar' (29 maart 1896) werd Co lijn van Groot Atjeh overgeplaatst naar Poeloe Raja, een eiland vlak voo r de westkust van Atjeh dat als een veilige uitvalsbasis diende voor pat rouilles op het vasteland aan de westkust. Colijn omschreef deze locati e als de meest veilige plaats van Atjeh. Zijn verblijf op Poeloe Raja wa s van korte duur, want eind 1896 werd Colijn overgeplaatst naar de haven plaats Sabang op het eiland Poeloe Weh. Hij bleef hier tot oktober 189 7 als bestuurder. Van november 1898 tot mei 1899 was Colijn civiel gezag hebber van de afdelingen Indrapoeri en Seulimeun te Groot-Atjeh (zie afb eelding van zijn huis te Seulimeun).

In 1898 kwam Tapa Toean (westkust Atjeh) aan de beurt voor een militair e bezetting met een officier als besturend ambtenaar aan het hoofd. Voo r deze verantwoordelijke functie werd de 1e luitenant der Infanterie H . Colijn uitverkoren om hier met 60 militairen een nieuwe post op te zet ten. In deze nieuwe onderafdeling die zich uitstrekte van Koeala Bateë t ot aan de streek Troemon moest Colijn met zijn ondergeschikten orde sche ppen. Op 3 juni 1899 kwam Colijn aan te Tapa Toean. Hij was Civiel- & Mi litair Gezaghebber van Tapa Toean tot omstreeks oktober 1901. In 1901 we rd hij wegens bijzondere verdiensten tot kapitein bevorderd. Hij werd i n Tapa Toean opgevolgd door de kapitein M.J.J.B.H. Championi, ook een va n Van Heutsz' parels op civiel en militair gebied.

Van 9 april tot 9 juli 1902 was hij vervolgens belast met het bestuur ov er de onderafdeling Lho Seumaweh (noordkust van Atjeh). Van 29 juni to t begin september 1902 was kapitein H. Colijn commandant van de vliegend e colonne die vanuit de noordkust een tocht naar de binnenlanden maakte . De colonne leverde op de Hoogen Boer Intem-Intem (centraal Atjeh) ee n zwaar gevecht. Vanaf 20 april 1903 was hij wederom belast met het best uur over de onderafdeling Lho Seumaweh. In 1903 droeg een vliegende colo nne onder commando van Colijn die in de Kroeeng Pasé (noordkust Atjeh) a geerde, ertoe bij dat het machtige hoofd der Moekims XXII, Panglima Polè m II met 150 volgelingen te Lho Seumawe op 6 september 1903 zich onderwi erp aan het Nederlandse gezag. Dit werd gezien als een enorme overwinnin g voor generaal Van Heutsz. In 1904 werd hij als beloning voor zijn verd iensten adjudant van generaal Van Heutsz. In 1904 ging hij met verlof na ar Nederland, waar hij ontvangen werd door koningin Wilhelmina en koning in Emma.

Na terugkomst te Atjeh werd Colijn assistent-resident van de Gajo- en Al aslanden. In navolging van de bekende tocht door de luitenant-kolonel G. C.E. van Daalen volgde onder commando van Colijn nog een dergelijke toch t naar de Gajo-, Alas- en Pakpak Bataklanden in de periode van 28 oktobe r 1904 tot en met 6 maart 1905. In april 1905 schreef Colijn een bestuur splan voor het Meer- en Dorotgebied. Hierin werden uitgebreide instructi es voor de bestuurders vastgesteld. Conform dit plan kwam er een vast bi vak met vier brigades van de 4e Divisie van het Korps Marechaussee te vo et, 2 officieren en een dokter aan het Laut Tawar (centraal Atjeh). De o udste officier trad op als civiel bestuurder van het merengebied en aang renzende gebieden. Samarkilang en Serbodjadi werden niet permanent bezet , maar er diende wel te worden gepatrouilleerd door de colonnes uit Lh o Seumaweh (noordkust), Idi (oostkust) en Koeala Simpang (oostkust).
In 1907 verliet hij de militaire dienst met de rang van majoor.

In 1907 werd Colijn benoemd tot secretaris van het gouvernement van Nede rlands-Indië. Hij maakte in deze periode vele reizen door de hele Indone sische archipel. De vrucht van deze jaren is zijn uitvoerige studie Poli tiek beleid en bestuurszorg in de Buitenbezittingen (1907). Hij werd i n 1910 namens de ARP lid van de Tweede Kamer voor het district Sneek. I n 1911 volgde hij de afgetreden Minister van Oorlog op, maar na de neder laag van de coalitie in 1913 ging hij het bedrijfsleven in.

Colijn sloot in 1914 een tienjarig miljoenencontract met de Bataafse Pet roleum Maatschappij. Zodoende was hij niet beschikbaar toen koningin Wil helmina hem in 1918 aan het hoofd wilde van een nieuwe confessionele reg ering.

Hij hield contact met de Nederlandse politiek als lid van de Eerste Kame r. Na de dood van Abraham Kuyper werd Colijn voorzitter van de ARP en ho ofdredacteur van het ARP-partijorgaan De Standaard. Zodoende werd hij d e leider van de ARP.

Zijn eerste periode als voorzitter van de ministerraad was van 1925 to t 1926. In datzelfde kabinet had hij de post van minister van Financiën . Daarna werd hij opnieuw Eerste Kamerlid.

In 1929 keerde Colijn terug in de Tweede Kamer als voorzitter van de ARP -fractie. Hij bekleedde die functie totdat hij in 1933 opnieuw voorzitte r van de ministerraad werd. Er zouden in totaal vijf kabinetsperiodes vo lgen onder zijn leiding, waarin hij in de eerste twee tevens minister va n Koloniën was, en in de laatste twee minister van Algemene Zaken. Zij n laatste regeringsperiode duurde overigens slechts twee weken: dat kabi net werd bij de regeringsverklaring weggestemd door een motie van RKSP-f ractievoorzitter Deckers.

Tijdens de crisis van de jaren 30 voerde Colijn een strakke bezuinigings politiek, waarbij voornamelijk werd bezuinigd op ambtenarensalarissen e n onderwijs. De verlaging van de werklozensteun mondde uit in het Jordaa noproer van 4 juli 1934 waarbij vijf doden vielen. Zijn hoofddoel, de ha ndhaving van de gouden standaard om zo de gulden niet te hoeven devaluer en, moest hij echter op 27 september 1936 opgeven.

Na de Duitse bezetting van het Rijnland, die een schending was van het V erdrag van Locarno, hield Colijn op 11 maart 1936 een befaamde radiotoes praak. Hij wees op de internationale spanningen en kondigde aan dat wint erlichting '35 langer onder de wapenen zou blijven. Dit was, aldus Colij n, slechts voorzorg. "Daarom maan ik nog eens aan om zich niet te late n verontrusten." Hij beëindigde zijn radiorede zo: "Ik verzoek den luist eraars dan ook om wanneer ze straks hunne legersteden opzoeken, even rus tig te gaan slapen als ze dat ook andere nachten doen. Er is voorshand s nog geen enkele reden om werkelijk ongerust te zijn. En daarmee, geach te luisteraars, laat ik u over aan de verpozing die de radio u pleegt t e bieden. Goedenavond."

Naar deze uitspraak werd later vaak verwezen alsof Colijn "aan de voorav ond van de Duitse bezetting" (dus april of mei 1940, toen hij geen minis ter meer was) nog over rustig gaan slapen zou hebben gesproken, maar da t is onwaar.

De dienstplichtigen van de regimenten infanterie en van het regiment wie lrijders, zo'n 6000 man, zwaaiden niet af op 14 maart, maar vijf weken l ater.

In 1940 vluchtte de Nederlandse regering naar het Verenigd Koninkrijk na dat Nederland werd bezet door de Duitsers. Colijn veroordeelde deze vluc ht in scherpe bewoordingen. Hij verwoordde zijn standpunten in een broch ure getiteld Op de grens van twee werelden, die half juli 1940 in druk v erscheen. Hij riep daarin op de realiteit van de Duitse overmacht te aan vaarden:
Het alles domineerende feit is dan, dat, tenzij er werkelijke wonderen g ebeuren, het vasteland van Europa in de toekomst geleid zal worden doo r Duitschland. [...] Moeten we in die richting nu zelf meewerken of moet en we gelaten afwachten, wat er over ons beschikt wordt? Wij kiezen ui t volle overtuiging voor het eerste. Omdat er zooveel op het spel staat .

Hij wijzigde zijn standpunten later weer, toen de Duitsers zijn ARP me t de andere partijen verboden. Met de Nederlandsche Unie wilde hij niet s te maken hebben, en hij steunde steeds meer het verzet tegen de Duitse rs.

In 1941 werd Colijn als gevolg van zijn steun aan het verzet door de Dui tsers gevangengezet, in eerste instantie in het Limburgse Valkenburg, la ter in Duitsland, eerst in Berlijn en vervolgens in Hotel Gabelbach te I lmenau (Thüringen), waar hij samen met zijn vrouw verbleef en een grot e mate van vrijheid genoot. Zelfs had hij hier contact met hoge nazi's.
Alhoewel op afstand verkerende van zijn vaderland, was hij op de hoogt e van de kerkelijke perikelen waarin de Gereformeerde Kerken destijds wa ren verwikkeld en die in 1944 tot een kerkscheuring - de Vrijmaking - zo uden leiden. Hij kon weinig waardering opbrengen voor de Vrijgemaakten e n hun voorman, de theoloog Klaas Schilder.

In datzelfde jaar overleed Hendrikus Colijn halverwege september op 75-j arige leeftijd aan een hartverlamming in zijn ballingsoord. In 1947 wer d hij herbegraven in 's-Gravenhage. In 2006 werd besloten in Ilmenau ee n gedenkteken voor hem op te richten. Bij de gedenksteen is een tekst ge plaatst, waarop een samenvatting staat van zijn carrière en de reden waa rom hij in Ilmenau verbleef.