woman Heintje "Hetty" Bloksma‏‎ #68402‎, dochter van Watze Bloksma en Rinske Veenstra‏.
Geboren ‎30 jan 1921 Sexbierum, overleden ‎19 nov 2013 Wassenaar‎, 92 jaar

Gehuwd ‎11 mrt 1946 Jutphaas (55 jaar gehuwd)
Huwelijks ID nr. 2 (20560)

met:

man Jelle Zijlstra‏‎ #68399‎, zoon van Ane Jelles Zijlstra en Pietje Postuma‏.
Eigen code: BN, geboren ‎27 aug 1918 Oosterbierum, overleden ‎23 dec 2001 Wassenaar‎, 83 jaar, begraven ‎ Wassenaar. Beroep: politicus / minister-president
Hij was minister-president van Nederland van 1966 tot 1967.
Hij leidde in die periode het kabinet-Zijlstra. Van 1967 tot en met 198 1 was Zijlstra president van De Nederlandsche Bank N.V.

Als politicus en bankpresident stond Jelle Zijlstra meestal boven de par tijen. Ook zichzelf kon hij met enige afstandelijkheid bekijken. Het maa kte dat hij zich niet verslikte in zijn ambities.

Jelle Zijlstra was elf jaar lang minister, ruim drie jaar lid van de Eer ste Kamer en een klein halfjaar minister-president. Nog een paar keer kw am hij in beeld voor dat ambt en voor internationale topfuncties. Toch v ond hij zichzelf geen echte Homo politicus.

Tegenwoordig hoort dit soort praatjes bij het standaardrepertoire, waarm ee electoraal punten zijn te scoren. Zelfs politici die tijdens hun hel e loopbaan zelden verder dan een kilometer van het Binnenhof verwijder d waren, varen voor de bühne graag uit tegen Haags gedoe. Bij Zijlstra ( 1918-2001) was het geen dedain tegen het politieke bedrijf, verzekerde h ij. Het zat 'm in andere zaken. 'Mijn hart was er niet bij. Ik heb daa r in tenten gewoond; het huis van mijn leven heb ik elders willen bouwen .'

Enige afstand hield de politicus van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP ) inderdaad altijd. Het had te maken met zijn wetenschappelijke achtergr ond: de politieke waan van de dag kon 's mans beschouwelijke aard niet v erdringen. Zijlstra's Friese wortels speelden ook mee. Noem het nuchterh eid. De in Oosterbierum geboren Jelle en zijn in Sexbierum ter wereld ge komen jeugdliefde en echtgenote Hetty hadden onderling regelmatig plezie r om de opgeklopte toestanden waarin ze als kinderen van het plattelan d terechtkwamen.

Toch kan een man die zo lang rond het Binnenhof te vinden was, die daa r in de kringen van de allermachtigsten verkeerde, moeilijk volhouden da t hij slechts een voorbijganger was. Het overkwam Zijlstra allemaal nie t zomaar. Hij was genoeg Homo politicus om na elf jaar ministerschap d e Eerste Kamer in te gaan en daar geheel tegen de Haagse mores in fel va n leer te trekken tegen zijn opvolger op Financiën.

Zijlstra had ambities, ook in Den Haag. Zelfs zijn Hetty deed moeite o m de BV Zijlstra op te stuwen tot grote hoogte. Ze mocht als knappe vrou w gezien worden aan de zijde van haar man. Via mensendiecktherapie probe erde ze ook nog eens te leren zich eleganter te bewegen, de laatste Frie se hoekigheid weg te slijpen.

Als zoon van een als boer begonnen graanhandelaar en gezegend met een bu itengewoon goed stel hersens zag Zijlstra zijn onderwijsloopbaan geplave id met hoge cijfers en cum laudes. Al op de hbs kreeg hij belangstellin g voor monetaire zaken. Die belangstelling voor economie maakte dat de g ereformeerde jongeman niet terechtkon op de Vrije Universiteit, maar gin g studeren in Rotterdam, waar mensen van allerlei gezindten bij elkaar k wamen. Na het schrijven van een proefschrift over de omloopsnelheid va n geld kwam hij alsnog op de VU terecht. Op zijn dertigste werd hij er h oogleraar. Voor briljante geesten vormde leeftijd geen beletsel.

Zijlstra voelde zich in Amsterdam als een vis in het water. 'Paradise lo st' noemde hij het later vol nostalgie, want de droom duurde slechts kor t. Tijdens de formatie van 1952 werd de hoogleraar door de formateur i n Den Haag ontboden. Hij verwachtte een aanbod om 'staatssecretaris va n iets ongeregelds te worden'.

Maar de formateur, een PvdA'er, wilde Zijlstra als minister van Economis che Zaken. Die stribbelde tegen, vertelde hoe goed hij het naar zijn zi n had op de VU en welk belangrijk werk hij daar nog te verrichten had. D e formateur zei dat hij daar niets mee te maken had. De kandidaat-bewind sman probeerde alsnog te ontsnappen aan zijn lot. Hij kon niets accepter en zonder overleg met de politieke leiding van zijn partij.
Die bleek hem echter ook op het regeringspluche te willen.

Zijlstra stapte een nieuwe wereld in. Hij had zijn voorganger, de kathol ieke minister Jan van den Brink, nog nooit ontmoet. Die had op zijn beur t voorafgaand aan het kennismakingsgesprek aan medewerkers gevraagd of d ie wisten hoe zijn beoogde opvolger eruitzag.

Van den Brink was in 1948 op zijn 33ste minister geworden, de jongste ui t de parlementaire geschiedenis. Zijlstra ging nu op zijn 34ste het amb t bekleden. Hij was daarmee de benjamin van de ministersploeg van Drees . Op zijn departement zetelde een katholieke staatssecretaris die drie j aar jonger was en een minister zonder portefeuille van dezelfde partijkl eur, twee keer zo oud als Zijlstra, woonde in. Die hield zich bezig me t de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, een typisch rooms stokpaard je. De katholieken waren nogal geporteerd van een corporatistische maats chappij waar veel macht lag bij de werkgevers en werknemers, per secto r georganiseerd in bedrijfschappen. Zijlstra moest daar niets van hebben .

De jonge minister vond snel zijn draai in Den Haag. De onderlinge verhou dingen bleven afstandelijk. In de ministerraad kwam het tutoyeren pas i n zwang na de komst van de eerste vrouw, Marga Klompé, in 1956. Zelfs i n de gesprekken met zijn fractievoorzitter Jan Schouten overheerste he t vormelijke. Het bleef altijd 'meneer Schouten' en 'excellentie'.

Het belette Zijlstra niet om zowel in het parlement als binnen het kabin et een - zeker voor een antirevolutionair - nieuw soort brille uit te st ralen. Zijn brein werkte snel en bleek bijzonder wendbaar. Zijn intellig entie zat een heldere betoogtrant niet in de weg. En ondanks zijn jeugdi gheid leek hij als een staatsman in wording al snel een beetje boven d e partijen te staan.

Zijlstra's belangrijkste taak was het in toom houden van de prijzen. Zou den die excessief gaan stijgen, dan volgden de lonen onherroepelijk. Ned erland zou daarmee in een onwenselijke spiraal terechtkomen, fnuikend vo or de internationale concurrentiepositie.

De werkdruk op het departement kon Zijlstra gemakkelijk aan. 'Ik heb een s gehoord van een minister die alleen gelukkig was wanneer hij zovele e n zulke hoge stapels dossiers op zijn bureau had, dat hij nog slechts ee n kijkgaatje had om zijn bezoeker tegenover hem te kunnen ontwaren.' Hij zelf was niet zo'n type. 'Ik laat graag aan de geschiedenis over of he t gemakzucht of inzicht was.'

Ruim een halve eeuw later lijkt het vooral het laatste te zijn geweest . Het kwam regelmatig voor dat hij in de loop van de dag concludeerde da t alle lopende zaken waren afgehandeld. Met een leeg bureau en een agend a zonder afspraken had hij dan tijd om na te denken of om te luisteren n aar anekdotes van zijn kamerbewaarder.

In 1956 genoot Zijlstra al zoveel aanzien dat hij tijdens zijn tweede te rmijn als minister van Economische Zaken tijdens ministerraden fungeerd e als een soort verlengstuk van premier Willem Drees. Tijdens de eerst e vergadering beantwoordden de twee gezamenlijk kritische vragen over he t regeerakkoord. Vrij Nederland schreef in 1952 al dat Zijlstra in weze n dichter bij Drees dan bij zijn eigen partijleider stond. De ARP'er koe sterde inderdaad een diepe bewondering voor de PvdA-voorman. Hij vond he m een leider van eenzame klasse, sober en betrouwbaar, idealist en pragm aticus tegelijk. Met de socialistische opvattingen bleek Zijlstra uitein delijk minder op te hebben dan aanvankelijk werd verondersteld.

Drees kon tussen 1956 en 1958 steun gebruiken. De spanningen tussen room s (KVP) en rood (PvdA) liepen op. Tot de bom uiteindelijk barstte. Als v akminister had Zijlstra ook meer te verstouwen. Het soberheidsmodel waar mee Nederland succesvol herstelde van de opdoffer door de oorlog liep va st. Bevolking en bedrijven liepen niet langer gedwee in de pas. Ze werde n veeleisender.

Als partijman miste Zijlstra het fysiek van voorgangers als Abraham Kuyp er en Hendrik Colijn, die ook met hun verschijning uitdrukten dat ze sto nden voor de principes van de gereformeerde mannenbroeders. Meer dan al s voortrekker van een zuil manifesteerde de Fries zich als de knappe int ellectueel, aan wie het landsbestuur kon worden toevertrouwd. Hij moes t wel even zoeken naar de juiste toon.

Nadat Zijlstra een zaaltje had toegesproken over economische zaken uitt e een partijlid tijdens de vragenronde zijn teleurstelling. Dat Zijlstr a als minister en ex-hoogleraar zijn beleidsterrein overzag, geloofde d e man wel. Hij had de politicus zo graag horen spreken over de antirevol utionaire beginselen. Een volgende avond oreerde hij daarom over Groen v an Prinsterer en Kuyper. Nu klaagde een aanwezige dat hij juist gekome n was voor een stand van zaken van de Nederlandse economie.

Sindsdien bleef Zijlstra trouw aan zichzelf. Tijdens zijn verkiezingspra atjes voor de radio klonk geen galmende domineestem ondersteund door psa lmen, maar gaf hij op toegankelijk professorale toon een minicollege ove r prijspolitiek. 'Vrome riedels krijg ik nu eenmaal niet uit mijn keel. ' Nadat hij tijdens partijbijeenkomsten een aantal malen onder de klanke n van psalm 134 ('Dat 's Heeren zegen op u daal') naar het spreekgestoel te was gelopen, liet hij weten dat hij dat liever niet meer wilde. De vr aag aan God was mooi, maar misschien ook wat hovaardig.

Zijlstra stond voor christelijk geïnspireerde politiek, maar hij had lie ver dat het er op vergaderingen van de ARP niet te zondags aan toeging . Zijn arbeidsethos was misschien nog wel calvinistischer dan zijn geloo fsovertuiging: schouders eronder in plaats van verheven vergezichten. Di ep vanbinnen ging hij liever door voor een ambachtelijke dan voor een vi sionaire politicus.

Tegen dogmatiek in zijn meest doorgeschoten vorm was hij al door een va n zijn Rotterdamse hoogleraren gewaarschuwd. Die professoren oefenden bo vendien kritiek uit op de uiterst conservatieve financiële politiek onde r Colijn en doceerden de leer van de Britse econoom Keynes.

Als hoogleraar op de door Kuyper zelf opgerichte Vrije Universiteit waag de Zijlstra het ook kritiek uit te oefenen op kernpunten van de gereform eerde leer en staatsopvattingen. Van christelijke economische politiek k on volgens Zijlstra wel degelijk sprake zijn, van christelijke economisc he wetenschap niet.

Bij de 'kleine luyden' viel deze afwijkende stijl niet zo slecht. Een ec hte stemmentrekker werd Zijlstra desondanks nooit. In de partijtop vonde n kopstukken als Sieuwert Bruins Slot en Jan Smallenbroek Zijlstra te ve el een zondagskind, een jongen met een geweldig verstand, wie het verde r allemaal maar een beetje was komen aanwaaien. Terwijl zij in de oorlo g hun leven waagden in het verzet, zat hij 'ondergedoken' bij zijn schoo nouders wat te studeren voor zijn doctoraal. Wat verder niet hielp, wa s dat Zijlstra in discussies en tijdens conflicten soms én de bal én d e man speelde.

Echt gezellig werd het zelden bij de ARP. Zelfs na het lijsttrekkerscha p in 1956 bleek een verkiezing tot voorzitter van de Kamerfractie geen v anzelfsprekendheid. Toen tegenkandidaat Bruins Slot na na Zijlstra's ben oeming tot minister? alsnog fractievoorzitter werd, bestookte die zijn m an in het kabinet met vervelende opmerkingen en kritische commentaren i n dagblad Trouw.

Na de verkiezingen van 1959 kwam Zijlstra voor het eerst in beeld als ka ndidaat-premier. Dat bleek uiteindelijk toch een brug te ver voor de KVP , die veel groter was dan de ARP. De katholieken schoven de in Den Haa g nog redelijk onervaren Jan de Quay naar voren. Al na de breuk tussen r ooms en rood was Zijlstra voor het interim-kabinet-Beel verhuisd van Eco nomische Zaken naar Financiën. Daar bleef hij nu. Met een weifelende pre mier naast zich en een belangrijkere portefeuille ging de Fries een no g prominentere rol spelen in de ministerraad.

Hij introduceerde de Zijlstra-norm, een middel om te komen tot een trend matige, conjunctuuronafhankelijke begroting. Voortaan mochten de overhei dsuitgaven niet sneller stijgen dan het nationaal inkomen. Pas als het b egrotingsplafond was vastgesteld, kon worden gediscussieerd over de verd eling van middelen over de diverse departementen. De norm zou in later e jaren niet altijd worden gehanteerd, maar is tot op de dag van vandaa g bruikbaar en invloedrijk.

In 1960 blies de ARP het kabinet-De Quay op. Bruins Slot vond dat het ka binet 2500 woningen meer moest bouwen. Zijlstra hield de hand op de knip . Zijn fractie hield - enigszins onder invloed van genuttigde alcoho l - voet bij stuk. Met moeite konden de brokstukken nog gelijmd worden.H et sterkte Zijlstra in zijn overtuiging dat hij weg moest uit de politie k. In 1963 keerde hij terug naar de wetenschap. Als schatkistbewaarder h ad hij zoveel indruk gemaakt dat in 1966 bekend werd dat hij een jaar la ter president van De Nederlandsche Bank zou worden. Maar eerst werd no g een keer een beroep gedaan op de politiek-leiderschapskwaliteiten va n de antirevolutionair. Na de val van het kabinet-Cals tijdens de Nach t van Schmelzer moest Zijlstra tot aan de nieuwe verkiezingen een interi m-kabinet leiden.Hij stemde toe uit verantwoordelijkheidsgevoel. Het lan d moest geregeerd worden. Zijlstra bracht wat van hem verwacht werd: rus t en stabiliteit. Anders dan in zijn jaren als minister worstelde hij n u wel met de werkdruk. De combinatie van Financiën en het premierschap v iel hem zwaar. 'Het was voor 't eerst in mijn leven dat ik soms vermoeid heidsverschijnselen signaleerde.'

Zijn populariteit verzachtte de pijn enigszins. De minister-president kr eeg helemaal een sterrenstatus door Wim Kans oudejaarsconference van 196 6. 'Waar we heen gaan, Jelle zal wel zien,' zong de cabaretier op de wij ze van 'Yellow Submarine' van de Beatles. Nederland zong mee. Anderen, z oals Johnny Hoes, probeerden zelfs nog een graantje van het succes mee t e pikken door het lied een tweede leven te gunnen als carnavalskraker.

Zijlstra liet zich echter niet overhalen om een volgend kabinet te leide n. De bezoekende Britse premier Harold Wilson sprak openlijk zijn verbaz ing uit: 'Je bent minister-president, en naar men mij verzekert wil ee n grote meerderheid in parlement en publieke opinie, dat je dat blijft . Maar je zegt dat je dat niet wilt. Zo iemand ben ik in de politiek no g nooit tegengekomen.'

In mei 1967 werd Zijlstra zoals eerder afgesproken gewoon president va n De Nederlandsche Bank, om dat vijftien jaar te blijven. Voor hemzelf v ormde dit het hoogtepunt van zijn werkzame leven. Als behoedzaam bankie r loodste hij Nederland door ongewisse tijden met onder meer dollar- e n oliecrises. Wel moest hij met lede ogen aanzien hoe -ondanks zijn waar schuwingen - de Zijlstra-norm werd losgelaten en het financieringstekor t opliep door het soort politici dat hij graag aanduidde als 'financiël e ruimtevaarders'.

In 1977 werd Zijlstra opnieuw gevraagd als lijsttrekker. In 1981 kwam hi j weer in beeld als mogelijke premier. Maar hij liet het bij de leidin g van het interim-kabinet uit het midden van de jaren zestig. Hij hiel d ook de boot af toen hij werd gepolst voor prestigieuze banen als manag ing director van het Internationaal Monetair Fonds en het voorzitterscha p van de Europese Commissie. De laatste twee uitdagingen kwamen te laat . Zijlstra voelde zich senang bij De Nederlandsche Bank.

Dat hij niet op verzoeken uit Den Haag niet toehapte mag worden toegesch reven aan zijn vermogen tot beschouwelijkheid. Dezelfde eigenschap die h em in staat stelde om de politiek van een afstandje te bekijken maakte d at hij ook met distantie naar zijn eigen positie kon kijken. Zijlstra wi st dat hij een man van gezag was, maar ook dat hij niet bij iedereen bin nen en buiten eigen kring even goed lag.

Voor velen had hij, de peetvader van prins Willem Alexander, iets te maj esteitelijke trekjes gekregen. Soms wekte hij bijvoorbeeld met spottend e opmerkingen de indruk dat hij enigszins neerkeek op collega's.

Zat Den Haag trouwens wel te wachten op een bestuurder die van nature al les al snel in het economische trok? Kon de ARP in zijn nadagen wel iet s beginnen met iemand wiens ogen niet per se oplichtten wanneer politic i aan de hand van Jezus' Bergrede een messiaanse rol als wereldverbetera ars in het vooruitzicht werd gesteld? Zoals Zijlstra nooit een man was g eweest van de oude antithese, de tegenstelling tussen gelovigen en ongel ovigen, zo was hij ook geen man van de polarisatie, de loopgravenoorlo g tussen links en rechts, constateerde de oude Willem Drees. Om er onmid dellijk aan toe te voegen dat Zijlstra wel degelijk een politicus was.

Meer weten - Lees deze boeken:
Uitgebreide bespiegelingen van Zijlstra zelf zijn te vinden in zijn memo ires 'Per slot van rekening' (1992) en in Dr. Jelle Zijlstra. 'Gesprekke n en geschriften' (1978).
Korte portretten staan in Onze premiers (1901-2002). Hun weg naar de to p (2007) van Han van der Horst.
Alle 42 premiers. Hun leven en loopbaan (2010) van Gerry van der List e n in het ook digitaal beschikbare Biografisch Woordenboek van Nederland.

Het Jaarboek parlementaire geschiedenis 2002 bevat een necrologie met d e titel 'Hij had veel groter kunnen zijn. Jelle Zijlstra (1918-2001)' va n Jan Prillevitz.
Ineke Jungschleger schetst de persoonlijkheid van Hetty Zijlstra-Bloksm a in Getrouwd met de premier. De first lady's van Nederland in veertie n portretten (2004). Een kijk op Zijlstra's inbreng als minister, senato r en minister-president bieden de delen 5 t/m 8 in de serie Parlementair e geschiedenis van Nederland na 1945.

De Nederlandsche Bank 1814-1998. Van Amsterdamse kredietinstelling naa r Europese stelselbank (2004) van Wim Vanthoor werpt licht op de vijftie n jaar dat Zijlstra bankpresident was.