woman‎Adriana Elisabeth Hoogendoorn‏‎ [I76246]‎, dochter van Cornelis Hoogendoorn en Elisabeth Christina de Ridder‏.
Geboren ‎06 jul 1864 Giessendam, overleden ‎(NA 1938?)‎

Gehuwd ‎11 sep 1890 Giessendam, leeftijd 26 jaar, bron: Akte, eigen code: 17 (39 jaar gehuwd)
Huwelijks ID nr. 2 (23038)

met:

manWouter Cornelis Braat‏‎ [I76245], leeftijd bij huwelijk 30 jaar, zoon van Frederik Willem Braat en Ariaantje Kikkert‏.
Geboren ‎27 mei 1860 Delft‎, bron: Akte, eigen code: 304, overleden ‎21 mrt 1930 Brummen‎, leeftijd 69 jaar, bron: Akte, eigen code: 21, begraven ‎25 mrt 1930 Eerbeek Begraafplaats Coldenhovenseweg
Kind:
1.
manWouter Cornelis "Wout" Braat‏‎ [I76244]
Geboren ‎04 feb 1903 Delft‎, bron: Akte, eigen code: 103, overleden ‎28 mrt 2000 Oestgeest‎, leeftijd 97 jaar. Beroep: archeoloog / wetenschappelijk museumassistent
Na zijn studies in Delft en Apeldoorn studeerde hij vanaf 1923 geschiedenis en kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden bij onder meer de hoogleraren Johan Huizinga, Herman Theodoor Colenbrander en Martin. Vanaf 1928 was hij onderzoeksmedewerker bij het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden onder leiding van Jan Hendrik Holwerda.
Parallel daaraan schreef hij zijn proefschrift De Archeologie van de Wieringermeer, waarop hij in juni 1932 promoveerde aan de Universiteit Leiden. Door zijn speciale aandacht voor de eenvoudige middeleeuwse vondsten, werd dit werk een baanbrekende studie van middeleeuwse archeologie, waaraan hij later veel waardevolle bijdragen zou leveren.
Na het afronden van zijn doctoraat studeerde hij nog een semester in Freiburg en Berlijn. Bij het Leids Museum werd hij conservator in de secties Klassiek en Nederlands.
In 1968 ging hij met pensioen.

In de Vereniging Oud Leiden was hij vanaf 1931 lid en secretaris, vanaf 1936 bestuurslid, vanaf 1945 vice-president en vanaf 1960 voorzitter. Hij was tevens voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond (1963-1965 en 1968-1971).
In 1964 ontving hij de Orde van Oranje-Nassau. Van 1965 tot 1969 was hij voorzitter van de Commissie voor Volkskunde, opgericht in 1950. In 1966 nam Braat ontslag als voorzitter van de Vereniging Oud Leiden en werd hij benoemd tot erevoorzitter. Ook na zijn pensionering bleef hij verbonden aan de klassieke studies en werd hij de kritische geest in het conflict tussen de belangen van bouwvakkers en winkeliers enerzijds en de belangen van monumentenbescherming anderzijds.
Zijn jaarlijkse toespraken op de algemene vergaderingen van de KNOB (Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond) weerspiegelden Braats 'ideeën op het gebied van cultuurhistorie en monumentenbescherming.