|
|||
Johannes Christiaan "Jan" Brandt Corstius [I69251], zoon van Johannes Christiaan Brandt Corstius en Johanna Pieternella Maria Krol.
Geboren 31 dec 1908 Rotterdam, overleden 03 dec 1985 Odijk, leeftijd 76 jaar. Beroep: letterkundige Jan was een Nederlands letterkundige. Hij was medeoprichter van het Humanistisch Verbond. In 1934 promoveerde Corstius, telg uit het geslacht Corstius, aan de Rijksuniversiteit Utrecht op het proefschrift Herman Gorter, een bijdrage tot de kennis van zijn leven en werk. In het interbellum was hij o.m. actief in de "Nederlandsche Bond van Abstinent Studerenden" [N.B.A.S.] en de "Jongeren Vredes Actie" (JVA). Tot 1959 was hij leraar Nederlands aan het Utrechts Stedelijk Gymnasium. Van de vijfdelige Algemene Literatuurgeschiedenis: geschiedenis van de belangrijkste figuren en stromingen in de wereldliteratuur die tussen 1943 en 1954 gepubliceerd werd, was hij de redacteur van deel 4 Van classicisme naar romantiek 1700-1850 dat in 1954 verscheen. Van 1960 tot 1975 was Brandt Corstius hoogleraar vergelijkende literatuurwetenschap na de Middeleeuwen aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij publiceerde in tijdschriften en schreef onder meer De dichter Marsman en zijn kring en De muze in het morgenlicht. Brandt Corstius was de vader van kunsthistorica Liesbeth Brandt Corstius (1940) en van de wis- en taalkundige, schrijver, columnist en literatuurcriticus Hugo Brandt Corstius (1935-2014) én daarmee de grootvader van schrijfster en columniste Aaf Brandt Corstius (1975) en journalist en programmamaker Jelle Brandt Corstius (1978).
Gehuwd 30 sep 1931 Naarden, leeftijd 22 jaar (54 jaar gehuwd) Huwelijks ID nr. 2 (20821) met:
Wilhelmina Wytske Molenaar [I69252], leeftijd bij huwelijk 20 jaar, dochter van Sytze Molenaar en Wilhelmina Cobina Breman.
Geboren 31 jan 1911 Amsterdam, overleden 05 feb 1987 Odijk, leeftijd 76 jaar
Kind:
1.
Hugo Brandt Corstius [I69250]Alias: Piet Grijs / Stoker / Raoul Chapkis / Jan Eter / Battus, geboren 29 aug 1935 Eindhoven, overleden 28 feb 2014 Amsterdam, leeftijd 78 jaar. Beroep: schrijver Hugo was een Nederlands schrijver, wetenschapper en columnist, die zowel in de alfa- als in de bčtawetenschappen werkzaam was. Onder zijn pseudoniemen Piet Grijs, Stoker, Raoul Chapkis, Jan Eter en Battus schreef hij diverse columns in de landelijke dag- en weekbladen. Brandt Corstius, telg uit het geslacht Corstius, studeerde aanvankelijk wiskunde te Amsterdam, waar hij een leerling was van Adriaan van Wijngaarden. Die wekte bij hem echter interesse op voor het nieuwe vakgebied informatica.[1] Hij promoveerde in 1970 op een proefschrift over computertaalkunde en werkte daarna bij het Mathematisch Centrum in Amsterdam. In 1974 werd hij hoogleraar automatische informatieverwerking aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en werkte als universitair docent semantiek en computerlinguistiek aan de Universiteit van Amsterdam tot hij in 1996 met de vut ging. Pseudoniemen Hugo Brandt Corstius schreef onder diverse (volgens zijn eigen opgave uit 2005 ongeveer dertig) pseudoniemen, alloniemen, piknamen en schuilnamen, waarbij (volgens eigen zeggen) ieder pseudoniem een deel van zijn karakter is. Hij begon zijn loopbaan als schrijver echter onder eigen naam in studentenblad Propria Cures, waar hij redacteur was van 1957 tot 1959. Hij schreef in Vrij Nederland een wekelijkse column onder het pseudoniem Piet Grijs. Van 1979 tot 1986 schreef hij ook in de Volkskrant onder het pseudoniem Stoker. Eind 2008 verscheen na vele jaren de laatste column van Piet Grijs in Vrij Nederland. Zowel hoofdredacteur Frits van Exter als Brandt Corstius zelf lieten in het midden of hij ontslagen was dan wel ontslag had genomen. Andere pseudoniemen die hij gebruikte zijn Battus (onder andere in NRC Handelsblad, Vrij Nederland en Het Parool), Raoul Chapkis, Victor Baarn, Batticus, Hugo Battus, Dolf Cohen, Maaike Helder, Peter Malenkov en Talisman. Twee van de boeken die hij heeft geschreven onder het pseudoniem Battus zijn de Opperlandse taal- & letterkunde en twintig jaar later de opvolger Opperlans!. Dit zijn letterkundige boeken die de vorm van de Nederlandse taal beschrijven, zonder acht te slaan op de betekenis. Polemieken Als Piet Grijs schreef hij een serie aanvallen op de Leidse criminoloog Wouter Buikhuisen die door middel van hersenonderzoek een verband zocht tussen criminaliteit en biologische factoren. Hij vergeleek Buikhuisen, die zojuist benoemd was tot hoogleraar aan de Universiteit Leiden, met Joop Glimmerveen, de leider van de extreemrechtse Nederlandse Volks-Unie. Brandt Corstius bediende zich hierbij van het argumentum ad hominem door het gebruik van termen als: "hij is een kale, impotente carričrewetenschapper", een "verblinde vakidioot", een "bedrieger", een "aartsopportunist", een "domme charlatan". De kern van zijn kritiek was echter van methodologische aard. Buikhuisen kreeg als gevolg van de aanvallen te maken met bommeldingen en een verstoorde oratie en werd bedreigd met de dood. Hij verloor ten slotte de steun van de universiteit. Jaren later werd dergelijk onderzoek een algemeen geaccepteerde onderzoeksdiscipline maar in het politieke en wetenschappelijke klimaat van de jaren zeventig waren de artikelen van Brandt Corstius aanleiding tot het volledig dwarsbomen van het onderzoek en het breken van Buikhuisens carričre. Wetenschapsjournalist Hans van Maanen vond rehabilitatie ongewenst omdat het onderzoek volgens hem wetenschappelijk niet deugde en de affaire werd gebruikt om kritiek op deze richting van onderzoek onmogelijk te maken. Een andere wetenschapsjournalist, Simon Rozendaal, daarentegen vindt Brandt Corstius slim en slecht (een woordspeling op de kwalificatie dom en slecht) en de artikelenreeks over Buikhuisen een naoorlogs dieptepunt in de Nederlandse journalistiek. Hij stelt dat de karaktermoord op Buikhuisen de polemist nooit mag worden vergeven.[5] Zelf bleef Brandt Corstius achter de artikelserie staan, hij gaf nog in 2009 te kennen niet van mening te zijn veranderd. In 2004 speelde hij een bijrol in de terugtrekking van Paul Cliteur uit het publieke debat. Cliteur voelde zich te bedreigd, en voerde als bijkomende reden onder meer opiniestukken van Grijs, Marcel van Dam en Thijs Wöltgens op. P.C. Hooft-prijs In 1985 werd hem de P.C. Hooft-prijs toegewezen. Het toenmalige kabinet-Lubbers I, bij monde van minister Elco Brinkman, weigerde echter deze prijs aan hem uit te reiken, omdat hij volgens het kabinet "het kwetsen tot instrument had verheven". Vermoedelijk was met name het vergelijken van de toenmalige minister van Financiën Onno Ruding met de oorlogsmisdadiger Adolf Eichmann hier mede debet aan. Eerder had hij in weekblad Vrij Nederland, onder zijn pseudoniem Jan Eter, toenmalig kroonprinses Beatrix en haar echtgenoot prins Claus "prinses Leegheid en prins Onbenul" genoemd. De jury die Brandt Corstius had voorgedragen protesteerde heftig en trad af. Het werd een echte media-rel en de P.C. Hooft-prijs werd twee jaar lang niet uitgereikt; deze werd vervolgens van Staatsprijs gedegradeerd tot "gewone" prijs. In 1987 werd de vernieuwde P.C. Hooft-prijs alsnog aan hem uitgereikt. Leonardoleerstoel Aan de Universiteit van Tilburg bekleedde hij in 1998 de Leonardoleerstoel. Tijdens zijn colleges ontvouwde hij een filosofie over het bewustzijn. In zijn theorie werd het bewustzijn losgeknipt van verweven noties als "de ziel" of "de geest". Het bewustzijn (opgevat als de onweerlegbare notie te weten, te voelen, er van doordrongen te zijn dat je bestaat en dat je ook zou bestaan als een deel van je hersens er niet meer zou zijn) wordt verklaard als een "luchtspiegeling" die ontstaat door de recursieve werking van onze hersenen. (Deze theorie is verwant aan wat Douglas Hofstadter schrijft in Gödel, Escher, Bach.) Metafoor van onze hersenen als een stilstaande vijver, waarin een steen gegooid wordt. De steen verspreidt kringen, die op de randen botsen en dan terugkeren en gaan interfereren met later ontstane kringen. Brandt Corstius was anno 2005 docent neerlandistiek aan de Sorbonne. |