man‎Peter Jan Peter Adriaen Martens‏‎ [I31526]‎, zoon van Jan Peter Adriaen Martens en Lijnken Allart Adriaen Dirks‏.
Alias: Peter Jan Watringhs, geboren ‎± 1570, overleden ‎23 okt 1624 Oosterhout (NB)‎, leeftijd ongeveer 54 jaar. Beroep: gaarder (borgemeester) over het Westeinde
op 22 september 1596 werd hij tegen een honorariumvan 9 Ł Vlaams het honderd in die functie aangesteld. Als gevolg van deze benoeming zijn er diverse verklaringen ten overstaan van schepenen van oosterhout bewaard gebleven, waarin vorderingen die niet tijdig door betrokkenen waren afgedragen, alsnog werden opgeëist. De borgemeester stond immers met zijn eigen bezit borg voor de te innen belastingen.

In 1613 werd hij als schepen aangesteld en dat bleef hij tot zijn dood.
Hij overleed in de woelige oktobermaand 1624, tijdens het beleg van Breda door de Spanjaarden onder bevel van Spinola.

In het begraafboek van Oosterhout staat dat Peter Weitringhs is gestorven op 23 oktober 1624 en werd begraven in templo (in de kerk).

Peter Jan Watringhs woonde met zijn gezin op een stede, die wordt omschreven als stede met huysinge ende schuer daer op staende, 13 lopenzaad groot, de Houtse steeg zuid en 's heren straat west, belast met twee lopen rogge per jaar aan de pastoor.

Peters kinderen bij Catharina Peters waren:
1. Jan, niet meer in leven bij de boedelscheiding van zijn ouders in 1633.

2. Lijnken wordt twee maal genoemd in het begraafboek. Daarvan is een gedeelte gecopieerd, met als gevolg dat haar overlijdensdatum zowel op 20 maart als op 20 april 1625 is gesteld.

3. Maijcken Peter Jan Watringhs is in 1610 geboren en trouwde te Oosterhout op 1 februari 1630 met Godschalck Sebrechts Anthonissen. Hij zat meerdere jaren in de schepenbank van Oosterhout. Dit paar kreeg zes kinderen en woonde te Leysen. Hun dochter Jenneken trouwde op 19 februari 1664 met Sebrecht Sebrecht Andriessen en werd daarmee stammoeder van de bekende Oosterhoutse familie Van Leysen.
Van Maycken Wateringhs bestaat een zilveren overlijdenspenning, gedateerd 19 oktober 1665.

4. Peter, te Oosterhout gedoopt op 17 februari 1611, jong gestorven.

5. Covert Peter Weitringhs.

6. Cornelia Peter Jan Watringhs, te Oosterhout gedoopt op 24 februari 1617, trouwde eerst (Oosterhout, 31 mei 1637) met Michiel Mathijssen Joosten en kreeg drie kinderen. Op 23 januari 1646 hertrouwde zij te Oosterhout met Anthonius Peter Seben; dithuwelijk gaf haar zes kinderen. Zij woonde respektievelijk op een stede in de Voorstraat en aan de Houtse Heuvel. Op 4 juli 1704 regelde zij notarieel het voogdijschap over haar kleinkind. Haar boedelscheiding vond plaats op 5 februari 1705. Zij bereikte de leeftijd van ongeveer 88 jaar. In haar nalatenschap bevonden zich onder andere drie steden met huizen en schuren, gelegen aan de Houtse Heuvel.

7. Peter, op 13 maart 1619 te Oosterhout gedoopt en jong overleden.

8. Johanna, op 31 maart 1622 te Oosterhout gedoopt, jong overleden.

9. Apollonia's doop werd op 2 oktober 1624 te Oosterhout ingeschreven met de toevoeging ex Made. Mogelijk als gevolg van het beleg van Breda was het huishouden uitgeweken naar Made.

Huwelijk/relatie met:

Kind:
1.
manGovaert Peter Weitringhs‏‎ [I31523]
Gedoopt ‎17 dec 1614 Oosterhout‎
Govaert erfde van zijn ouders hun stede in de Achterstraat ten Hout.
Nadat in 1670 zijn bezittingen waren geinventariseerd, vond op 30 maart 1674 de boedeldeling plaats. Het landbezit was als volgt:
Zaailand (13 percelen) 19,70 ha
Gras- en hooiland (10 percelen) 8,80 ha
Zegge (l perceel) 1,29 ha
Bos (l perceel) 0,65 ha
Totaal (25 percelen) 30,44 ha

Govaert bezat twee paarden (een merrie en een bruin ruinpaard) en een veulen van een jaar, elf 'beesten' (runderen), groot en klein.
Uit de inventaris blijkt, dat er op de boerderij boter werd bereid en vlas getwijnd.
Twee weefgetouwen duiden op linnen- of lakenbereiding. De granen op zolder bestonden uit 40 veertelen boekweit, 30 veertelen rogge, 4 veertelen haver en 2 veertelen bonen.
Verder waren twee lopen takkenbossen, twee taskens hooi, een tas rogge en erwtenstro.
Voorts was de inventaris onderverdeeld in koperwerk, tin, aardewerk en houten gebruiksvoorwerpen.
De slaaplakens waren 9 el groot, de hemden 3 el. Man en vrouw hadden naast hun dagelijkse goed zwart lakense kleding, zijden hoeden en fluwelen mouwen.
Aan uitstaand geld waren er twee obligaties van 300, een schepenschuldbrief van 300 ten laste van de vrijheid van Oosterhout, een Hollandse obligatie van 150, een onderhandse obligatie van 83:8:0 aan een familielid.
Noch aen hant bevonden thien dubbele ryders, yder ryder gerekent tegen dartigh guldens.
Ten slotte bezat het echtpaar gouden trouwringen, terwijl de weduwe in het bezit was van een silveren tongschobber met enige instrumenten daerin gewerckt.